Van Widmer naar Witmaar

Opkomst en verspreiding van een Haagse familie



01 Het onderzoek

Een eerste onderzoek naar de stamboom van de familie Witmaar werd tussen 1956 en 1957 uitgevoerd op verzoek van G. H.L Witmaar (1895-1993) door een collega, de heer J. A. Zimmermann, die amateur-genealoog was. Deze ontdekte bij diens navorsingen in de Kerkelijke registers en het gemeentearchief van ‘s Gravenhage dat de oorsprong van de familie in Zwitserland lag.
Dit was er de aanleiding van dat er gaandeweg een intensieve correspondentie ontstond met de Adjunkt Stadtarchivarus van Zürich, de heer Paul Gyer, die een enthousiast postzegelverzamelaar was en in ruil voor de nieuwste Nederlandse postzegels verschillende archieven in de kantons Zürich en Thurgau doorzocht.
Zo haalde hij de Zwitserse voorouders van de familie Witmaar, die in dat land nog Widmer heetten, tot op twee generaties boven water, en vond hij tevens een in het Zwitsers Landsmuseum te Zürich aanwezig negentiende eeuws Privaat Wapenboek, waarin een oud familiewapen van die -in tijd en afstand- verre familie beschreven wordt.
De in deze jaren verzamelde gegevens vertoonden echter enkele belangrijke hiaten en waren daarnaast vooral meer toegespitst op de familielijn van G. H. L. Witmaar zelf. Bovendien zijn ze jarenlang in zijn persoonlijke archief opgeborgen gebleven zonder dat er veel mee werd gedaan.
Pas na zijn overlijden in 1993 werd er door verschillende nabestaanden besloten om het oorspronkelijke genealogisch onderzoek met behulp van de gangbare genealogische computerprogramma’s eens uit te werken. Zo is op den duur aarzelend de behoefte ontstaan om de hiaten op te vullen en een nieuw onderzoek te starten. De nieuwe technische mogelijkheden, die het Internet biedt, hebben dat aanzienlijk vergemakkelijkt. Zodoende is men tot de ontdekking gekomen dat de familie Witmaar groter was en is dan aanvankelijk werd vermoed.
Tot op heden was het echter niet mogelijk om alle details met betrekking tot de gehele familieontwikkeling te completeren. Daaraan wordt nog steeds gewerkt. Desalnietemin kan met de huidige kennis van zaken al een vrij nauwkeurig beeld verkregen worden. Het lijkt dus niet noodzakelijk om langer met publicatie van de tot nu toe verkregen inzichten te wachten. Daarbij is het wel onvermijdelijk om sommige details veronderstellenderwijs in te vullen.
Deze publicatie bestaat uit twee delen: een toelichting, die zal gaan vanaf de oorsprong van de familie tot diens uitbreiding en verspreiding, en de eigenlijke genealogie, waarmee een totaalbeeld wordt gegeven. Met een vijftal grafische overzichten wordt op verschillende manieren de genealogie meer overzichtelijk gemaakt.

02 De oorsprong

De Adjunkt Stadtsarchivarus van Zürich, de heer Paul Gyer, ontdekte dat Hans Heinrich Widmer, de Zwitserse stamvader van de familie Witmaar, uit het gezin kwam van Hans Heinrich Widmer (1653-1699) en Anna Gästlin. Dit echtpaar moet sinds hun huwelijk in 1678 herhaaldelijk van woonplaats zijn veranderd. In 1679/80 woonden in Diessenhofen am Rhein (Kanton Thurgau), in 1681 leefden zij in de stad Zürich en in 1683 moeten zij een eigen “Färberei” in Greifensee bei Zürich hebben gedreven.
In dit gezin werden in ieder geval de volgende kinderen geboren: Hans Conrad, gedoopt in Diessenhofen am Rhein (kanton Thurgau) in 1679; Hans Heinrich, gedoopt in Diessenhofen am Rhein (kanton Thurgau) in 1680; Elsbeth, gedoopt in Zürich in 1681, en mogelijk gestorven vóór de geboorte van haar zuster, Anna, die gedoopt werd in Greifensee (kanton Zürich) in 1683.
Van de oudste zoon is bekend dat hij in 1691 als twaalfjarige in Milanese dienst is gesneuveld. Dit gegeven zou er op kunnen wijzen dat er kort daarvoor een catastrofe binnen het “Färbersgezin” Widmer heeft plaatsgevonden, waarover we helaas niet anders kunnen doen dan speculeren: de eigen “Färberei” in Greifensee zou failliet kunnen zijn gegaan, de moeder vroegtijdig overleden. We hebben echter helaas geen gegevens, over de “Färberei” noch over de precieze levensloop van Anna Gästlin.
Ook op de levensloop van de tweede zoon, Hans Heinrich, kan die situatie van invloed zijn geweest. Daarom is het heel waarschijnlijk dat ook hij op jeugdige leeftijd als huursoldaat uit zijn geboortestreek is weggetrokken, waarna hij, mogelijk na omzwervingen, in de Republiek der Verenigde Nederlanden terecht is gekomen.
Die waren in 1702 verwikkeld in de Spaanse Successieoorlog en vormden een alliantie met o.a. Engeland tegen de Franse Zonnekoning, Lodewijk XIV. In het jaar 1711 kwam er echter een plotselinge ommekeer in die oorlog, o.a. ingegeven door de val van de toenmalige Engelse regering. De hertog van Malbourough, bevelhebber van de troepen, die in de Nederlanden vochten, werd teruggeroepen en vele militairen werden op wachtgeld gezet of simpelweg bedankt voor hun diensten.
Dit geeft enige basis om te vermoeden dat Hans Heinrich door die nieuwe situatie met de bevolking in aanraking is gekomen en zo in ‘s Gravenhage de vrouw leerde kennen met wie hij een jaar later zou trouwen.
Bij zijn ondertrouw blijkt zo –mogelijk doordat hij slecht Nederlands sprak en kon lezen noch schrijven- dat hij werd ingeschreven als Hendrick Wetmer (zie akte nº. 46 blz. 162, Gem. Archief ‘s Gravenhage). In de verschillende doopakten van zijn kinderen, zowel in het gemeentearchief van ‘s Gravenhage als in dat van Delft, wisselt zijn voornaam van Heynderik, Hyndrik tot Hans Hendrik en zijn achternaam van Wietmer, Wittmer, Withmar tot Witmer. Daardoor hadden bijna al zijn kinderen bij de geboorte een verschillende achternaam. Dit zou pas bij de volwassenheid van deze kinderen en de geboorte van diens nageslacht worden gecorrigeerd met de meer algemene achternaam ‘Witmer’.
Pas in de vierde generatie, in 1816 -waarschijnlijk nog altijd door fonetische spelling van de achternaam (zoals dat al een eeuw lang met de oorspronkelijke familienaam ‘Widmer’ gebeurd was) en bovendien samenvallend met de invoering van het Gemeenteregister in 1811- zou hieruit een nieuwe variant op deze naam ontstaan. Hierdoor eigenlijk bij toeval een nieuwe familienaam ontstaan en gaandeweg gedurende de negentiende eeuw ook een nieuwe familie.

03 De opkomst van de familie Witmer

Op 24 februari 1712 trad Hans Heinrich Widmer in het huwelijk met Alida Roelofswaard. In datzelfde jaar wordt een dochter, Maria, geboren. Dankzij de ontdekking van een doopakte van een dochter (1717) en een overlijdensakte van een ander -naamloos- kind (1721), beide afkomstig uit het Delfts gemeentearchief, weten we nu dat vervolgens het prille gezin naar die stad moet zijn verhuisd en daar minstens tot 1722 verblijf heeft gevonden. In dat jaar wordt namelijk opnieuw in ‘s Gravenhage een dochter geboren, Johanna genaamd. Vanaf dat moment lijkt het gezin zich snel uit te breiden: Adolph (1724), Jacob (1726), Elisabeth (1729), Jacob (1731) en Hendrik (1734).
Van de zonen wordt er één, Jacob Witmer (1726-1731), niet ouder dan vijf jaar. De andere werden echter allen volwassen, trouwden en hadden nageslacht: Adolph Witmer (ook genoemd Witmar en Witma) werd gedoopt in 1724 en overleed in 1779; Jacob Wietmer werd gedoopt (na het overlijden van de eerste Jacob) in 1731 en stierf in 1795; en Hendrik Witmer (ook Wittmer en Witmar) werd gedoopt in 1734 en overleed in 1778.
Adolph trouwde in 1750 met de vijf jaar jongere Catharina van der Lis, waarmee hij- na de geboorte van een dochter en twee zonen in ‘s Gravenhage- in de omgeving van Delft en Delfshaven terecht is gekomen. Of er daarna meer kinderen waren is niet bekend; wel dat van die twee zonen, Jacob (1752) en Willem (1754), de laatste als baarkind overleden is overleden. Jacob daarentegen had nageslacht dat echter niet meer dan twee generaties zou overleven.
Adolph’s broer Jacob had een nageslacht, dat zich in de komende eeuwen zou uitbreiden en over Nederland zou verspreiden. Hij trouwde in 1755 met Hendrina ten Donkelaar en had in ieder geval tien kinderen: Jan Hendrik (1756), Johanna (1757), Anthonie (1759), Elizabeth (1762), nogmaals Jan Hendrik (1764), Hendrica (1766), Pieternella (1768), Jacob (1771) en Hermanus (1775). Jacob trouwde met Geertruid Nieuwenhuijzen en had minstens negen kinderen. Ook Hermanus trouwde en had in ieder geval zeven kinderen. Beiden hebben nageslacht, dat tot de dag van vandaag nog voortleeft.
De jongere broer van beiden, Hendrik, is degene, die ons zal leiden tot de familie Witmaar zoals die op dit moment bij ons bekend is.


04 Het ontstaan van de naam Witmaar

Hendrik Witmer trouwde in 1768 met Magdalena Verkooren en kreeg in de drie jaren, die het huwelijk duurde, een zoon. De moeder overleed op 15 september 1770, volgens het kerkelijk register “aan versweering in de long”. Bij dat ene kind, ook weer Hendrik genaamd, is het daarom gebleven. In 1772 hertrouwde de vader in de Scheveningse kerk met de weduwe Alida Willemse, die zelf ook een kind uit haar vorig huwelijk meenam. Met haar had Hendrik vader nog twee zonen, waarvan de eerste, Barent, is overleden voor de geboorte van de tweede, ook Barent. Het is onbekend of de laatste zijn jeugd heeft overleefd.
In 1778 werd Hendrik volgens het schouwboek van Schout en Schepenen zelf “doodgevonden in de tuin op Kortenbosch”, toendertijd een klein bos in de buurt van het hedendaagse Westeinde in ‘s Gravenhage.
Wat Kortenbosch betreft heeft de familie Witmer en later Witmaar waarschijnlijk is op enkele uitzonderingen na (verhuizingen naar Delft en Rotterdam) gedurende de gehele achttiende en negentiende eeuw zich in die omgeving opgehouden (Geest, Westeinde, Korte Lombardstraat). Tegenwoordig is het de naam van een wijk, maar in de Middeleeuwen was het een boerennederzetting, die het oude dorp Die Haghe gevormd heeft. Later kwamen er korenmolens en herenhuizen te staan -zoals dat van de heren van Assendelft, die het terrein in de 16de eeuw in bezit hadden. Het gebied werd in de 17de eeuw door de aanleg van een grachtengordel binnen de stad gebracht, waarna het in de 18de eeuw langzaamaan vanaf de Grote Kerk bebouwd zou worden met goedkope woningen. Op dat moment ontstond er een echte -overwegend rooms-katholieke- volkswijk van hofjes, gebouwd door projectontwikkelaars, en met aanvankelijk nog een vrij landelijk karakter van weiden en tuinen, waar hennep en ander gewassen gekweekt werd. Enkele bosjes moeten er -geïsoleerd- nog lange tijd zijn blijven bestaan.
De familie, die overigens Nederlands hervormd was, moet aanvankelijk in deze situatie onder niet al te weelderige omstandigheden geleefd hebben. Dat begon al bij de kleinzoon van Hendrik, die een buitenechtelijk kind was. Bij de doop nog Hendrik van Santen genaamd, zoals de gewoonte was naar zijn moeder Johanna, moet hij toch blijkbaar erkend zijn geweest door de familie van zijn vader. Dit blijkt eerst uit de aanwezigheid als getuige bij de doop van zijn vaders ongehuwde nicht, Alida, en uit het feit dat hetzelfde kind negentien jaar later bij zijn trouwen plotseling als eerste de naam Witmaar blijkt te dragen, waarbij op de akte ook nog eens staat aangetekend dat “de vader sedert zeker veele jaren afwezend” was.
Het is zeer onzeker wat precies de reden van de afwezigheid was. Ook in de periode, waarin Hendrik geboren werd, waren het weer zeer roerige tijden. Op 14 juli 1789 was het volk in Frankrijk opgestaan met de bestorming van de Bastille in Parijs. In 1795 vielen Franse troepen de inmiddels economisch en dus ook militair verzwakte Republiek binnen en werd de stadhouder Willem V van Oranje verjaagd. Dit was het begin van de Bataafse Republiek, een vazalstaat van Frankrijk (1795-1813). Het kan dus heel goed zijn dat Hendrik Witmer soldaat was geworden in het Franse leger, temeer daar hij eerder al –tussen 1784 en 1792- musketier was geweest in het Infanterie regiment Leewe van Aduard. In 1796 was er een belangrijke zeeslag bij Kamperduin, waar de Bataafs Franse vloot vernietigend werd verslagen door de Engelsen. Eén van de schepen, de Oude Delft, voer uit vanuit Delfshaven.
Dat zou ook zijn vermissing kunnen verklaren, alsmede waarom zijn familie, die in dat geval zijn terugkomst moet hebben verwacht, het kind heeft erkend als de zijne.
Johanna van Santen huwde uiteindelijk in 1800 met ene Cornelis Gout. Van hem zou ze nog twee zonen baren. Hendrik moet hen als zijn broers hebben beschouwd, getuige dat in ieder geval één van hen meerdere malen getuige was op geboorte en huwelijksakten van zijjn kinderen. Ook Johanna’s man heeft zich over hem ontfermd- als bouwopzichter heeft hij hem aan zijn eerste baantje als metselaar geholpen.
Johanna was op de bruiloft van haar zoon aanwezig en verklaarde op de akte niet te kunnen schrijven. Ook was Hendrik degene, die de dood van zijn moeder heeft aangegeven (overlijdensakte nr. 620, blz. 105, ‘s Gravenhage). Opvallend ook is dat de eerste zoon van Hendrik Witmaar de naam Cornelis kreeg. Dit was geen naam, die in de familie voorkwam, evenmin als in die van zijn echtgenote, Sara Miestel. We zouden derhalve daaruit kunnen afleiden dat het kind vernoemd werd naar de echtgenoot van Hendriks moeder.
In het jaar 1829, hetzelfde jaar van zijn moeders dood, -Cornelis Gout was een jaar daarvoor al gestorven- zou Hendrik Witmaar niet lang meer mnetselaar van beroep blijven. Niet lang daarna is hij namelijk in zijn levensbehoeften gaan voorzien als slijter (en/of tapper), wat zeer zeker een verbetering van de situatie van zijn gezin moet zijn geweest.
Maar het belangrijkste is dat op dit punt in de familiegeschiedenis de naam Witmaar ontstaan is en zich zo zal voortzetten.


05 De eerste familietakken

In 1816 waren zowel Hendrik als zijn bruid Sara Miesstel minderjarig. Het is niet duidelijk waarom ze zo vroeg trouwden, want hun eerste kind werd pas drie jaar later geboren. Mogelijk heeft er eerder een miskraam plaatsgevonden. Het kan ook geweest zijn om de militaire dienst te ontlopen; in de huwelijksakte wordt uitgebreid melding gemaakt van dat Hendrik de loting daarvoor had verricht –onduidelijk is wat dat precies kan betekenen.
Sara moet -ondanks dat ze christelijk gedoopt werd- uit een van origine hoogduits joodse familie zijn gekomen, die in het centrum van ‘s Gravenhage leefde, vlakbij het eerder genoemde Kortenbosch, de omgeving waar ook de familie Witmaar tot de eerste twintig jaar van de 20ste eeuw gewoond heeft.
Het echtpaar kwam te wonen op Geest 357 en had, behalve Cornelis -die als éénentwintigjarige overleed- nog een aantal kinderen, waarvan er enkele jong stierven. De zonen, die volwassen zijn geworden en een gezin hebben gesticht, heetten David, Hendrik en Abraham Pieter, respectievelijk genoemd naar de grootvader van moederskant, de vader zelf en een broer van de moeder. David (1923-1879) -zijn voorganger met dezelfde naam stierf vier dagen na diens geboorte- heeft een nageslacht opgeleverd, die o.a. in de archieven van de LDS-kerk teruggevonden is. Het is mogelijk dat één van hen, of meerderen, zich als mormoon hebben laten dopen, iets wat na 1861 in Nederland wel vaker gebeurde. Hendrik (geboren 1825) verhuisde als scheepstimmerman naar Rotterdam en Abraham Pieter (1837-1914) had een boekwinkel op het Spui nummer 265.
Uit het huwelijk van David Witmaar en Regina Hogewoning kwamen vier zonen voort: Hendrik (1847-1861), Willem (1848-1918), David (geboren 1854) en Leendert (geboren 1857). Alleen van Willem Witmaar is bekend dat hij nageslacht had, waaronder twee zonen, die de naam Witmaar hebben voortgezet: Willem David (1871-1952) en Johannes Wouter Cornelis (1876-1947). Willem David had zelf geen zonen, die volwassen zijn geworden, en Johannes Wouter Cornelis had er twee, waarvan de jongste, ook Johannes Wouter Cornelis (geboren 1902) één zoon had, Nicolaas, die in de Indische oorlog heeft gevochten, blijkens een krantenartikel. Deze werd, als zijn vader, later melkboer, en had een relatie of trouwde met een vrouw, die op jonge leeftijd is gestorven. het is mogelijk dat ze geen kinderen hadden.
Hendrik Witmaar en zijn echtgenote, Anna Maria Reinhardt, hadden twee zonen, Hendrik (1851) en Willem Leendert (1859). Willem Leendert huwde in 1895 met een weduwe van 45 jaar, waarmee hij geen nageslacht moet hebben gehad. Het is onbekend of hij eerder gehuwd was. Hendrik had een zoon, Johannes Petrus, die in 1918 huwde met Amelia Susanna Baks. Hun enige zoon, Hendrik Johannes, is uiteindelijk in Amsterdam terecht gekomen, waar de familienaam zich verder ontwikkeld blijkt te hebben. Er was ook een dochter in het gezin van Hendrik en Anna Maria, Sara (1850-1918), die in 1879 ongehuwd een zoon kreeg, Gerrit. Deze kreeg dus, naar de gewoonte in dit soort gevallen, als achternaam Witmaar. Of hij verder nageslacht heeft is echter helaas niet bekend.
Abraham Pieter en Helena Susanna van der Klugt hadden vier zonen, die volwassen zijn geworden. Eén van hen, ook Abraham Pieter, ging als vijftienjarige werken bij de Gemeentelijke Bank van Lening. Daar is hij tot zijn pensioen op 1-6-1928 gebleven. Op dat moment had hij het geschopt tot beheerder van het bijkantoor op de Korte Lombardstraat, op de hoek van de Assendelftstraat -genoemd naar de eerdergenoemde heren van Assendelft, die daar eeuwen daarvoor ter hoogte van de huidige Theresiakerk een groot herenhuis bezaten. In enkele krantenartikelen van datzelfde jaar in het dagblad ‘Het Vaderland’ werd hij twee maanden daarvoor nog in het zonnetje gezet omdat hij op dat moment zijn 50-jarig jubileum vierde.
Abraham Pieter had drie jongere broers, waarvan één, Gerardus, in 1914 -na de dood van de vader- de boekhandel overnam. Drie jaar later zou ook hij echter sterven, mogelijk aan de Spaanse griep, en we kunnen ervan uitgaan dat zijn enige dochter, Antonia Gerardina, uit zijn eerste huwelijk met Antonia Cornelia Spoor, de winkel heeft overgenomen en zeker tot 1934 heeft gedreven, gezien een serie advertenties in het Vaderland uit die tijd. Haar stiefmoeder is in ieder geval eerst in Dordrecht gaan wonen en in 1922 in Bergen op Zoom is overleden.
De tweede broer, Hendrik, had slechts één zoon, die een kinderloos huwelijk had. Hendrik zelf (geboren 1868) had in ieder geval rond 1915 een smederij. Die smederij is dankzij de economische crisis, die in die jaren het wereldtoneel beheerste, in het jaar 1933 failliet gegaan.
Leonard Witmaar, tenslotte, is naar Amsterdam vertrokken, waar hij ongetrouwd moet zijn gebleven en -volgens een overlijdensadvertentie in het Eindhovens Dagblad, in 1918 overleed.
Abraham Pieter zelf huwde in 1887 met een Française, Marie Gabrielle Benoit. Twee maanden na hun huwelijk werd hun eerste dochter geboren. Daarna volgden er iedere twee jaar nog vier kinderen op rij. In 1909 was de geboorte van een nakomertje er de oorzaak van dat de moeder, die toen al 45 jaar oud was, zestien dagen later aan kraamvrouwenkoorts zou sterven. Op het overlijdensbericht staat dat het gezin op dat moment op de Korte Lombardstraat nummer 2, naast het bijkantoor van de Bank van Lening.
Er zijn foto’s bewaard gebleven van een andere vrouw binnen deze familie, de huishoudster, Nelly de Jong. Zij moet vanaf de dood van de moeder een belangrijke rol hebben gespeeld binnen het gezin. Voor de jongste kinderen moet zij een moeder zijn geweest, maar voor de kinderen, die al de adolescentie hadden bereikt, is zij juist een reden geweest om het huis uit te gaan.
In 1939 zou Abraham Pieter op zijn verjaardag overlijden, in een Gasthuis op de Regentesselaan te ‘s Gravenhage.


06 De verspreiding

Volgens een volkstelling in 1947 waren er in dat jaar 33 dragers van de naam Witmaar. Daarvan woonden er 30 in Zuid-Holland, waarvan weer 26 in ‘s Gravenhage. Er stond één Witmaar geregistreerd in Amsterdam, Hendrik Johannes, en één in Utrecht, de oudste zuster van mijn grootvader, Anne Jeanne Hélène, die uiteindelijk honderd jaar zou worden. Opvallend is dat er in datzelfde jaar één Witmaar in Drenthe woonde. Onbekend is wie dat was en hoe die daar terecht kan zijn gekomen.
Wel is bekend wie de Witmaar was, die in datzelfde jaar in Duitsland woonde. Dat was Leonard, de jongste zoon van Abraham Pieter. In de oorlog is hij daar vrijwillig heen gegaan en uiteindelijk is hij er -gedeeltelijk uit noodzaak- gebleven. Hij liet zijn vrouw en drie dochters achter in Nederland en woonde tot zijn dood eerst in Osterfeld en later in Oberhausen met een Duitse vrouw, die hij daar had leren kennen.
Heden zijn er in ‘s Gravenhage waarschijnlijk geen Witmaars meer overgebleven. De laatste moet Dievertje Grietje zijn geweest, de enige dochter uit het tweede huwelijk van Willem David Witmaar. Andere Witmaars wonen inmiddels in Rijnsburg, Zoetermeer, Dordrecht, Amsterdam, Rotterdam, Zwijndrecht, Delft en Ede. Degenen, die in Amsterdam wonen, komen oorspronkelijk van de Rotterdamse tak, van Hendrik Witmaar en Anna Maria Reinhardt, de dochter van Hendrik Johannes, die zelf nog in Rotterdam geboren werd maar naar de hoofdstad is vertrokken, en haar zoon en dochter.
Bij de geboorte van de laatsten is bewust voor de achternaam Witmaar gekozen om die in stand te houden.
Ook zijn er enkele Witmaars in de omgeving van Antwerpen terecht gekomen, wat al dateert van het begin van de vorige eeuw. Toen is de oudste zoon van mijn overgrootvader, ook Abraham Pieter genaamd, na de tragische dood van zijn moeder en vanwege de familiaire problemen, die dit met zich meebrachten, op jonge leeftijd uit huis gegaan en in Antwerpen gaan wonen. Daar heeft hij een Belgische vrouw leren kennen, waarmee hij in 1924 is getrouwd. Het echtpaar had twee dochters en een zoon, welke laatste in 1952 de Belgische nationaliteit heeft aangenomen. Diens zoon en kleinzoon wonen nog altijd in België.
En dan heb je nu ook, sinds 1990, een familie Witmaars in Spanje. Naar Spaanse traditie hebben de kinderen echter twee achternamen, die van de vader en die van de moeder.


Colmenar Viejo 2005 (herzien in 2008)